Terugblik op
THE DOG DAYS
ARE OVER door
Ilse Ghekiere
Benen die te lang stilzaten
In de zomer van 2014 vroeg Jan of ik mee wilde doen met THE DOG DAYS ARE OVER. Het stuk was net in première gegaan en de reacties waren erg goed. Er zat een grote nationale en internationale tournee aan te komen en hij had meer dansers slash doggies nodig, want zo noemden we onszelf.
“De choreografie is fysiek erg zwaar”, vertelde Jan me aan de telefoon. Een aantal theaterzalen wilde de voorstelling drie of meer avonden op een rij programmeren en dus dachten ze aan een beurtrolsysteem. Om uitputting en kwetsuren te voorkomen zochten ze extra dansers, mensen die letterlijk en figuurlijk konden inspringen als dat nodig was.
Ik had toen net mijn scriptie ingediend en was klaar met mijn master kunstgeschiedenis. Ik had mijn zinnen gezet op een academische carrière en stond al met één been buiten de danswereld. Mijn benen zouden het sowieso niet aankunnen, daarvoor zat ik al te lang stil. Maar de danser in mij voelde zich uitgedaagd. Alles kan verslavend zijn, ook uitdagingen.
En zo begonnen mijn hondsdagen.
Ik, de hond.
Het stuk, een lekkere kluif om achterna te zitten.
Na een tijdje heen en weer te hebben gesprongen tussen de universiteit en de danswereld belandde ik uiteindelijk terug in de danswereld met een meniscus die iets meer versleten was dan daarvoor.
Springen en tellen
De dansers hebben een lijst met getallen in hun hoofd, die ze geduldig doorlopen. Ze tellen alleen, maar ook samen. Ze dragen als het ware een interne soundtrack met zich mee. Het tellen zorgt voor focus maar het geluid van het repetitieve springen is vreemd genoeg ook meditatief, ontspannend zelfs. En dus geraken ze soms de tel kwijt. Als een danser de tel kwijt is en “Count!” roept, is er altijd iemand, of vaak een heel koor, die een getal roept zodat de verloren hond weer mee is.
Die combinatie van springen en tellen is wat THE DOG DAYS ARE OVER zo apart maakt.
Tegen mensen die de voorstelling hadden gezien, zei ik vaak dat ik THE DOG DAYS ARE OVER geen uitputtingsslag of vorm van zelfkastijding vond. We vochten niet tegen de tijd, we moesten niet tot het uiterste gaan om het stuk te overleven, we sprongen niet om te springen. Ja, het stuk is lastig, keihard, op het randje zelfs, maar het gaat niet over mensen die afzien.
“We tellen tenslotte”, zei ik dan.
Het is die mentale partituur, de verborgen, geïnternaliseerde lijst van getallen die helpt om de fysieke tol te verlichten en te compenseren. Als danser heb je altijd een overzicht. Je weet waar je zit in het verhaal van de getallen. De choreografie stuurt jou aan maar jij stuurt ook de choreografie aan.
Routines
Ik zou liegen als ik zei dat het stuk niet veel vergde van de dansers. Er was heel wat engagement, toewijding en in zekere zin opoffering vereist. Toen ik begon te repeteren met de groep, was ik erg onder de indruk van de discipline en de focus. We legden regels en routines vast om ons lichaam te ondersteunen, alsof we professionele atleten waren. We aten op specifieke tijdstippen en aten vooral bepaalde voedingsmiddelen. Sommige ingrediënten, zoals uien, waren helemaal uit den boze.
We deelden niet alleen steeds intiemere details over de werking van onze darmen, maar ook oefeningen om onze enkels, onze knieën en alle andere spieren of lichaamsdelen die aandacht nodig hadden, te versterken. Ik zie Laura en mezelf nog staan, op de rand van het podium of op de trappen van de schouwburg, op één been, het andere in de lucht, op en neer pompend, alsof onze dijen fietsbanden waren.
Sommige dansers, waaronder ikzelf, mochten twee uur voor de voorstelling niets meer drinken omdat de urine anders halverwege de performance langs onze benen naar beneden zou lopen. Niet dat we ons daarvoor zouden schamen, maar het zou ongelofelijk kunnen afleiden. En dat wilde je niet.
Naast de collectieve routines, hadden we ook onze persoonlijke routines: elk lichaam is tenslotte anders. Ik droeg bijvoorbeeld speciale steunkousen, die de bloedsomloop zouden stimuleren. Ik plakte ook gelkussentjes onder de hielen van mijn flashy magentakleurige schoenen in de hoop dat het de impact zou verkleinen. Ik weet niet of het ook echt hielp of wat dan wel had geholpen. Soms is het al geruststellend op zich om de stappen van een vaste routine te doorlopen.
Na de voorstelling hadden we ook rituelen. In de kleedkamers stonden emmers met ijskoud water klaar, voor onze bezwete kuiten. De endorfines gierden dan door ons lijf, een gevoel van opluchting en blijdschap. Lachende gezichten tijdens het stretchen; high fives in de lucht alsof we net een wedstrijd hadden gewonnen.
Daarna kwam de laatste uitdaging van de dag: de ontnuchtering na de roes. Het allermoeilijkste was misschien wel het in slaap geraken na de voorstelling.
Praktische aanpak
Op tournee gingen vaak twee vriendelijke osteopaten mee. Ze waren gefascineerd door het stuk en ik vermoed dat wij een soort studiemateriaal waren. Door hun praktische aanpak leerde ik hoeken en verbindingen in mijn lijf kennen waarvan ik het bestaan niet wist. Een soort ecosysteem waar ik mij van bewust was, maar dat ik door de repetitieve handeling van het springen plots op een heel andere manier begon te ervaren.
Of iemand een uur lang kan springen is niet alleen een kwestie van spieren of botstructuur of fitheid. Je organen, je hormonen, je energieniveau in het algemeen worden erdoor beïnvloed. Stel je voor: springen als je je maandstonden hebt! Een leger van baarmoeders dat geschud en geklutst wordt op een moment dat het beter is om te rusten.
Vallen
Voor de eerste fase van een sprong heb je kracht nodig want je gaat in tegen de zwaartekracht.
In de tweede fase doe je net het tegenovergestelde: je geeft je over aan de zwaartekracht.
Springen is ook vallen, loslaten, dat vergeten we vaak.
Aan het begin van THE DOG DAYS ARE OVER proberen de dansers hun ritme te vinden, een soort van collectieve hartslag of beat. Ik vond dat altijd een geweldig moment, als er niet werd geteld en we alleen maar naar elkaar hoefden te luisteren.
Ik weet nog dat de oorspronkelijke castleden vertelden dat ze geprobeerd hadden om met een metronoom te werken, maar dat het te mechanisch was. Tenslotte zijn onze lijven, ons gevoel voor ritme nooit identiek. Lange benen, korte benen, diepe buigingen, verende buigingen, kleine sprongen, grote sprongen, traag, snel … Hoe vind je de pols? Hoe vind je de hartslag van de voorstelling van die avond?
In een e-mail uit die periode schrijf ik aan een vriend over die ene pauze in het stuk, het enige moment waarop we stilstaan voordat we weer beginnen te springen: “Als ik Piet vervang, mag ik beslissen wanneer de groep weer verder gaat met het stuk. Het is niet getimed en er wordt niet geteld. De enige regel is dat niemand nog buiten adem mag zijn. Aangezien ik meestal degene ben die zeer ostentatief naar adem hapt, lijkt de taak mij op het lijf geschreven. Soms staan we wel vijf minuten stil. Soms nog langer. En het is dan, op dat moment, dat ik heel even overweeg om ofwel in tranen uit te barsten ofwel het podium af te lopen. Op dat moment, voel ik me echt. Alsof ik niets meer te verbergen heb. Terwijl we daar samen stilstaan, weet ik dat iedereen, de dansers maar ook het publiek, zitten te wachten op het teken om verder te gaan. Want de show must go on. Maar het is sterker dan mezelf, ik probeer dit nietsdoen altijd wat langer te rekken. Jan vindt dat geweldig. Hij zegt dat hij die gerekte stilte zo mooi vindt.”
Vervanging
Als je een danser vervangt, verhoud je je altijd tot die danser, daarmee bedoel ik dat je nooit die danser bent. Je vult een ruimte op waar vroeger een lijf was in een choreografie die zelf erg aanwezig is. Er is een afstand in de tijd, en dus een soort afstandelijkheid tot die choreografie. Je staat er vrijer in omdat je de ontstaansgeschiedenis van het stuk niet meedraagt, omdat je de onzekerheid en het gevoel van opwinding niet hebt meegemaakt als je nog niet weet wat het stuk gaat worden, omdat je niet betrokken was bij het moeizame maakproces. Net als een klassiek geschoolde muzikant pak je de partituur erbij en zoek je de plaats van je instrument, je lichaam en je vaardigheden, in de compositie. Als vervanger is het je taak om de choreografie te bewonen en te bewijzen dat die op zichzelf staat, dat het niet uitmaakt door wie ze wordt uitgevoerd.
Vervangers hebben geen vaste plaats in de choreografie en hangen niet vast aan een bepaald traject. Van de acht rollen in THE DOG DAYS ARE OVER, heb ik er zeker vijf gedanst en soms, maar dat gebeurde niet vaak, moest ik zelfs van de ene op de andere avond een andere rol dansen.
Dat voortdurende switchen, vooral van de ene op de andere avond, was voor mij bijna niet te doen. Een brug te ver bovenop de choreografie die op zich al super uitdagend was. In mijn aantekeningen uit die periode staat dat ik in de trein naar een video van de voorstelling aan het kijken was terwijl ik, zoals ik dat nu lees, heel hard aan het proberen was om geen paniekaanval te hebben.
Als er iets is wat ik heb geleerd tijdens het aanleren van THE DOG DAYS ARE OVER is dat het geen schande is om traag te leren. En dat het geen schande is om af en toe een fout te maken. Het stuk is gewoon uitdagend, soms zelfs onmogelijk. Wat telt (no pun intended) is dat je probeert en dat je blijft proberen, dat je probeert om opnieuw te springen (altijd maar opnieuw), met liefde en mededogen voor wat je wel kunt en ook voor wat je niet kunt.
Tijdens THE DOG DAYS ARE OVER kan je zomaar van het podium lopen. Zo’n daad van zelfzorg heeft geen consequenties. Als iemand het lastig had of verstrikt geraakte in een of ander innerlijk drama omdat we allemaal te veeleisend en te streng zijn in ons oordeel over onszelf, zei Jan: “Lieve mensen, het is maar een dansstuk.”
Teruggeven
Ik heb me vaak afgevraagd of de choreografie van THE DOG DAYS ARE OVER iets sadomasochistisch heeft en zo ja, wat het vertelt over het verband tussen pijn en genot. Als sadomasochisme een praktijk is waarmee alle partijen moeten instemmen en iets wat met respect gebeurt, stel ik mij een sadist voor als iemand die zorgvuldig een reeks handelingen bedenkt die afgestemd zijn op de grens van de masochist, een plek waar pijn nog altijd, of ook nog, genot is. Een sadist heeft dus een enorme verantwoordelijkheid: om de behoeften van de masochist in te vullen en tegelijk de eigen behoeften te bevredigen.
Onlangs hoorde ik de Oostenrijkse componist Georg Friedrich Haas zeggen dat dit een delicaat evenwicht is. Haas staat bekend om zijn veeleisende composities voor microtonaal gestemde instrumenten, die vaak volledig in het donker worden uitgevoerd. Hij zei dat de aanwezigheid van een dom(inant) en een sub (onderdanig) inherent is aan de relatie tussen de componist en de muzikant. Maar hij benadrukt dat de componist zich scherp bewust moet zijn van de offers die muzikanten moeten brengen om een kunstwerk tot leven te brengen en dat zij, de componisten, “iets moeten teruggeven”. Dat “iets”, zegt hij, moet in de muziek zelf wonen: iets moois, iets dat zo betekenisvol is dat het de inspanning en de moeite waarde is.
Als ik op die manier aan THE DOG DAYS ARE OVER denk, stel ik mij de choreografie zelf voor als een liefdevolle sadist en wij, de dansers, als gulle, sterke masochisten. Al springend brengen we het publiek iets moois en we krijgen er zelf ook iets moois voor terug.
Tien jaar later draag ik deze herinneringen nog in mijn lichaam mee. Sterke herinneringen, diepgeworteld. Voel ik, ook nu nog, de kracht van een vierkant, een cirkel, een diamant. Geometrische patronen die niet zomaar vormen zijn, maar beleefd werden, belichaamd door beweging. Voel ik de beat en het ritme als we door de ruimte bewegen. Merk ik hoe de energie zich verplaatst als we van richting veranderen en plots allemaal dezelfde kant opkijken. Herinner ik mij het zwemmen in een zee van collectieve focus, het surfen op de golven, er niet alleen in maar ook op springen. Het geven en er iets voor terugkrijgen. Iets moois, iets intiems. Iets om altijd naar terug te keren, ook als je eigen hondsjaren al lang verleden tijd zijn.
Juni 2025